Burgerweeshuis
Het Amsterdams museum is één van de 75 musea in Amsterdam, met gemiddeld 296.000 bezoekers per jaar, bevindt zich tussen de Kalverstraat, de Sint-Luciënsteeg en het Begijnhof. Het museum bevat 20 toonzalen, met onder andere de Regentenkamer en de Schuttersgalerij, waar de geschiedenis van Amsterdam weer tot leven komt. Maar, is dit altijd een museum geweest? En hoe was de indeling van dit gebouw vroeger? Wat was er ongeveer 500 jaar geleden gaande op deze plek?
Begin en gebouw In 1578 lag er tussen de Kalverstraat en Begijnhof een nonnenklooster en een Oudemannenhuis. Deze werden van elkaar gescheiden door de Begijnensloot. In 1580 werd het klooster ontruimt en er kwam een weeshuis is plaats.
Het burgerweeshuis was verdeeld in 3 verschillende groepen: de kleine kinderen tot en met 12 jaar, de oudere meisjes en de oudere jongens. Het gebouw was eerst verdeeld in twee delen; het meisjesburgerweeshuis en de jongensburgerweeshuis. In 1598 bouwde Hendrick de Keyser een nieuw deel bij het gebouw voor de kleine kinderen. Deze was gevestigd aan het meisjesweeshuis. Het had kleine binnenplaats dat diende als speelplaats voor de kleine kinderen. Het jongensweeshuis en het meisjesweeshuis werden gescheiden door de Begijnensloot. Allebei hadden ze hun eigen binnenplaats. Om de jongensbinnenplaats waren er delen van het gebouw met een eigen functie. Er was een Jongenshuis, een glazenmakerswinkel, een schoolmeesterswoning en een koeienstal. De leslokalen waren in de bovenste verdieping van de noordzijde van het Jongensweeshuis. Het meisjesweeshuis bevatte een regentenzaal, een meisjeseetzaal en de handwerklokalen.
Omstandigheden
Over het algemeen werden de kinderen goed verzorgd. De kinderen sliepen met twee personen in een kamer. Als je nieuwe kleren nodig had kon je kleren passen en mocht je ze houden. De kinderen die ziek waren hoefden niet naar school en mochten in de woonkamer slingers knutselen voor als er iemand jarig was. De meisjes mochten met de kleine kinderen spelen en helpen met verzorgen. Elke zondag gingen de kinderen naar de kerk om te bidden. De jongens moesten om 4 uur opstaan om te werken in de Bloemstraat bij de timmerman. De gemiddelde jongen verdiende maar een paar stuivers. De jongens moesten vóór 9 uur ’s avonds terug gekeerd zijn naar het weeshuis voor het eten. Er werd gebeden. Voor dat de jongens begonnen met eten riep de meester de namen af om te controleren of iedereen aanwezig was. Als je niet op tijd was terug gekeerd werd dat doorgegeven aan de regenten. De waarschuwingen hadden invloed op het overgaan naar het volgende jaar.
Eind en Heden
In 1960 werd het burgerweeshuis ontruimt en verhuisde naar een complex Ijsbaanpad. In 1975 nam het Amsterdams Historisch museum het gebouw in. Dit museum is begonnen in 1926 op de Nieuwmarkt, en is verhuisd naar de Kalverstraat. Het gebouw is opgeknapt en is verdeeld in 20 toonzalen waar de hele geschiedenis van Amsterdam tot leven komt. Een van deze zalen is de schuttersgalerij. Hier worden groepsportretten van schutters getoond. Het huidige schuttersgalerij was de Begijnensloot, dat in 1865 is gedempt. Een andere zaal in dit museum is de regentenzaal, de enige zaal die is gebleven zoals het altijd is geweest.




Maak jouw eigen website met JouwWeb